Een zomers voorgerecht
De klassieke Romeinse keuken bestond niet alleen maar uit spectaculaire vleesgerechten en protserige schotels. Integendeel, juist de Romeinen stelden de smaak van groenten en fruit op prijs, en konden genieten van simpele gerechten als het onderstaande abrikozenschoteltje. Dat was overigens geen dessert, maar werd bij de eerste gang van de maaltijd, de gustatio, gegeten.
Abrikozen
De abrikoos was een nieuwkomer in de Romeinse tijd. Oorspronkelijk kwam deze vrucht in China voor, waar hij al tweeduizend jaar werd gecultiveerd voordat hij in de eerste eeuw vóór onze jaartelling in Perzië (Iran dus) arriveerde, en in de eeuw erna bekend werd in Griekenland en Rome. De Romeinen noemden de vrucht praecocium, omdat hij blijkbaar vroeg rijp was. In onze abrikoos is de oorspronkelijke Latijnse naam nog te herkennen.
Wel of niet van Apicius?
Het recept voor deze abrikozen is overgeleverd in het bekende kookboek De re coquinaria, dat vanwege de afkorting API CAE op het titelblad van een van de manuscripten, na zijn herontdekking in de zestiende eeuw werd toegeschreven aan Apicius Caelius. Deze man blijkt niet te hebben bestaan, en inmiddels wordt ene Marcus Gavius Apicius als mogelijke auteur genoemd. Vast staat dat in de eerste eeuw na Christus door een zekere Apicius een boek over gastronomie is geschreven, maar dat boek is verloren gegaan. De naam Apicius was in de loop der tijd synoniem geworden voor lekkerbek of gourmet (net als de naam van die andere gulzigaard, Lucullus), het is dus niet onmogelijk dat de receptenverzameling De re coquinaria, die uit de vierde eeuw van onze jaartelling dateert, daarom onder die naam is gepubliceerd.
Het abrikozengerecht wordt beschreven in het vierde boek (van de tien) van De re coquinaria, dat de Griekse titel Pandecterdraagt (Grieks was in de Romeinse tijd wat de Franse taal in negentiende eeuw in Europa was). Pandecter betekent zoveel als ‘samengestelde schotels’. Hierin staan recepten voor salades, gevulde omeletten, stoofschotels met vis en vlees, een soort soepen, en voorgerechtjes. De patina met asperges en kwartels komt ook uit dit hoofdstuk.
Meer over dit kookboek bij het recept voor Romeinse mosselen.
Het originele recept
Sinds het laatste Romeinse gerecht dat ik op deze site publiceerde (in 2005), is er een prachtige nieuwe editie verschenen van De re coquinaria, onder de titel Apicius, verzorgd door Christopher Grocock en Sally Grainger. De tekst van het recept is naar deze uitgave geciteerd (p.202).
Moderne bewerking van het recept
Op internet is dit recept vaker gepubliceerd, onder andere in het Engels. Je ziet goed hoe men klakkeloos van elkaar overschrijft, want in veel Engelse versies wordt een zakje muntthee aangeraden als het toppunt van handigheid. Maar waarom moet die gedroogde munt eigenlijk verwijderd worden?
Er is ook een versie op een Nederlandse site die kaneel gebruikt in plaats van peper, een specerij die in heel het Romeinse kookboek niet voorkomt (wel malabrathum, gedroogd blad van -waarschijnlijk- de Cinnamomum tamala). Gelukkig wordt er wel bij de bewerking vermeld dat er oorspronkelijk peper in zat. Overigens werden echte kaneel en cassia wel degelijk gebruikt, vooral in de parfumindustrie, maar ook om wijn te kruiden, en in enkele nagerechten. Alleen NIET bij Apicius.
De hoeveelheden peper en azijn in de bewerking zijn voor onze moderne smaak nogal fors, maar de Romeinse keuken hield juist van zuur en gepeperd. Probeer het een keer, dan kun je een volgende keer altijd nog de verhoudingen aanpassen.
Tot slot: wat moet er met het water gebeuren dat in het recept wordt genoemd? De meeste bewerkingen beschouwen het water als ingrediënt in de saus. Ik denk dat de abrikozen alleen even ‘weken’ in het water – misschien om eventuele wormpjes te verwijderen?- en dat ze daarna, uitgelekt, worden gestoofd in de andere genoemde vloeistoffen.
Voor vier personen; voorbereidingstijd 35 minuten; bereidingstijd 15 minuten.
6 kleine abrikozen
flink zwarte peper uit de molen
½ tl gedroogde munt
1 eetl garum of Aziatische vissaus
100 gr honing
1 dl Vino Santo (dat is de passum-wijn)
1 dl rode of witte wijn
½ dl wijnazijn (rood of wit)
1 eetl olijfolie
Voor het binden van de saus
1 eetl koud water
1½ tl maïzena (dat is het amulum)
Voorbereiding
Halveer de gewassen abrikozen, schep de pit eruit. De schil kun je gewoon eten, laat die dus zitten.
Leg de abrikooshelften een half uurtje in een kom met koud water.
Meng peper, munt, olie en vloeistoffen.
Bereiding
Leg de abrikozenhelften in een kleine pan, giet het sausje erover, roer om, en verhit alles op laag vuur. Laat ongeveer tien minuten sudderen tot de abrikozen zacht zijn. Vis de abrikozen uit het pannetje.
Meng de maïzena door het koude water, meng goed tot er geen klontjes meer zijn. Giet dan dit mengsel bij de inhoud van het pannetje, en roer tot de saus licht is gebonden.
Serveren
Schik de abrikooshelften in een grote schaal, of leg drie helften per persoon op kleine schaaltjes. Giet de saus erover, en strooi er eventueel nog wat peper op. Garneer met verse muntblaadjes.
Aangezien de Romeinen met de handen aten, kun je er van uitgaan dat dit gerecht niet gloeiend heet werd opgediend, hooguit warm. Zelfs afgekoeld smaakt het.
Ingrediënten
Alle verklaringen van ingrediënten
Abrikozen
De abrikoos (Prunus armeniaca) is nauw verwant aan pruim, perzik, kers en amandel. Deze vruchten horen bij de grotere familie van de roos-achtigen, waaronder ook appels, peren en kweeën vallen. Oorspronkelijk komt de abrikoos uit China. Pas in de eerste eeuw van onze jaartelling werd de vruchtboom bekend in Griekenland en Rome. De Romeinse naam preacocium duidt op de vroege rijping van de vrucht. De Nederlandse benaming abrikoos is hiervan afgeleid.
Amulum
Dit is zetmeel. Tegenwoordig wordt maïzena (van maïs) of aardappelzetmeel gebruikt, maar in de Romeinse tijd werd tarwezetmeel gebruikt. Dit werd gemaakt door bloem herhaaldelijk te bevochtigen en in de zon te laten drogen. Het uiteindelijke resultaat was tarwezetmeel, amulum dus.
Liquamen
Een vloeistof, ook wel garum genoemd, die is gemaakt van gefermenteerde visjes met veel zout en eventueel gedroogde kruiden. Het werd in de romeinse keuken gebruikt zoals wij zout gebruiken. Er is echter een belangrijk verschil: waar zout aan voedsel vocht onttrekt, voegt liquamen juist vocht toe aan een gerecht. Garum is een andere term voor liquamen. Het werd in fabrieken geproduceerd en in amfora’s verkocht. Er waren allerlei kwaliteiten te koop. Apicius zal ongetwijfeld alleen de beste kwaliteit garum hebben gebruikt. In het verre Oosten wordt er nog steeds vissaus gebruikt voor het op smaak brengen van gerechten. Een recept voor het zelf maken van garum.
Passum
Zoete witte wijn. De wijn is zoet omdat er ingedroogde druiven voor worden gebruikt, die een hoog suikergehalte hebben. Er wordt dus geen honing aan toegevoegd. Er wordt in Italië nog steeds passum-wijn gemaakt, zoals Vino Santo. Deze wijn is ook in Nederland verkrijgbaar.
Bibliografie
Genoemde edities zijn in mijn bezit of door mij geraadpleegd. De links verwijzen naar verkrijgbare edities.
- Alan Davidson, Tom Jaine The Oxford Companion to Food (División Academic). (Oxford, 2006; link gaat naar de derde, herziene editie van 2014).
- C. Grocock en S. Grainger, Apicius: A Critical Edition with an Introduction and English Translation, Prospect Books, 2006.
- Apicii decem libri qui dicuntur De re coquinaria. Latijnse editie door Mary Ella Milham. Teubner, Leipzig, 1969. (op internet).
- De online Nederlandse vertaling van De re coquinaria van Janniek Kistemaker naar de editie (Latijn/Frans) van Jacques André uit 1974
Het recept voor Romeinse abrikozen (als voorgerecht of dessert)
© Auteur